Vergoedingsrecht bij samenwonen

24 juni 2019

Samenwonen is geen huwelijk.

Op 10 mei 2019 heeft de Hoge Raad een voor de praktijk interessante uitspraak gedaan over vergoedingsrechten van samenwoners. De Hoge Raad heeft bepaald dat ondanks het feit dat er tussen de samenwoners geen afspraken zijn gemaakt en in de wet geen vergoedingsrechten voor samenwoners is geregeld, er toch een vergoedingsrecht kan ontstaan.

Wie stelt moet bewijzen

De basis voor dit vergoedingsrecht is gelegen in de redelijkheid en billijkheid. Maar degene die een beroep doet op deze redelijkheid en billijkheid heeft wel een zware bewijslast als er geen schriftelijke afspraken zijn gemaakt tussen de samenwoners in bijvoorbeeld een samenlevingsovereenkomst. Volgens de Hoge Raad kan in bijzondere omstandigheden een vergoedingsrecht voortvloeien uit de eisen van redelijkheid en billijkheid tussen samenwoners.

Zaak
Een man en een vrouw woonden samen in een woning die eigendom was van de man. Ze woonden samen in deze woning van 2008 tot augustus 2012. Partijen hebben geen samenlevingsovereenkomst gesloten. In 2011 hebben partijen de woning laten verbouwen. De kosten van deze verbouwing zijn betaald door de vrouw, mede met behulp van de moeder van de vrouw die gelden heeft geschonken en heeft geleend. De vrouw is van mening dat zij de verbouwing met privé-middelen heeft gefinancierd en dat zij daarom recht heeft op een vergoeding door de man. Zij vordert van de man een bedrag van € 74.056,90.

 Hoge Raad
De Hoge Raad stelt voorop dat de woning in eigendom toebehoort aan de man. Er is dan ook geen gemeenschap ten aanzien van deze woning in de zin van titel 7 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het feit dat de vrouw in de woning heeft geïnvesteerd, verandert daar niets aan.

De man en de vrouw woonden samen op basis van een affectieve relatie zonder samenlevingsovereenkomst; zij waren zogenoemde informeel samenwonenden. De vermogensrechtelijke verhouding tussen informeel samenwonenden wordt volgens de Hoge Raad niet bepaald door de regels die in de Wet gelden voor echtgenoten en geregistreerde partners. Hiermee gaat het beroep van de vrouw op artikel 1:87 BW niet op.

Aan de hand van het algemeen verbintenissenrecht zal volgens de Hoge Raad moeten worden beoordeeld of de vrouw terzake van de door haar gedane investeringen in de woning een vergoedingsrecht jegens de man geldend kan maken. De Hoge Raad noemt verschillende grondslagen die het algemeen verbintenissenrecht hiervoor biedt:

  • Is er sprake van een uitdrukkelijke of stilzwijgende overeenkomst tussen de samenwonenden en dient daarbij de redelijkheid en billijkheid in aanmerking te  worden genomen?
  • Is er sprake van onverschuldigde betaling?
  • Is er sprake van ongerechtvaardigde verrijking?

Hoge Raad
De Hoge Raad geeft aan dat voor het oordeel dat de man zich heeft verrijkt, nodig is dat de man die kosten ook zelf zou hebben gemaakt of verplicht was te maken als de vrouw die kosten niet voor haar rekening zou hebben genomen. Volgens de Hoge Raad is dat niet het geval. Er zijn geen feiten en omstandigheden aangedragen om te kunnen aannemen dat de man de kosten zelf zou hebben gemaakt. De stukken in de procedure laten geen andere conclusie toe dan dat op de man geen verplichting rustte zijn woning te verbouwen of daarvoor kosten te maken. De man was financieel niet in staat de kosten van de verbouwing voor zijn rekening te nemen. Een en ander brengt met zich mee dat in dit geding niet kan worden gesproken van een besparing van de kosten aan de zijde van de man.

Volgens de Hoge Raad is er echter, ook als er geen afspraken zijn of een samenlevingsovereenkomst is, wel sprake van een rechtsbetrekking die beheerst wordt door de eisen van redelijkheid en billijkheid. Volgens de Hoge Raad kan in bijzondere omstandigheden een vergoedingsrecht voortvloeien uit de eisen van redelijkheid en billijkheid. De vrouw heeft in deze zaak echter onvoldoende gesteld om op grond daarvan een vergoedingsrecht aan te kunnen nemen.

Conclusie
Met deze uitspraak schept de Hoge Raad duidelijkheid over de grondslagen waarop een vergoedingsrecht tussen ongehuwd samenwonenden kan worden gebaseerd. De rechtsverhouding tussen informeel samenwonenden wordt volgens de Hoge Raad mede beheerst door redelijkheid en billijkheid.

In de onderhavige casus is de vrouw er echter onvoldoende in geslaagd bijzondere feiten en omstandigheden te stellen die, ervan uitgaan dat de man financieel niet in staat was om de kosten van de verbouwing zelf te voldoen en door de verbouwing niet is verrijkt, kunnen meebrengen dat zij desalniettemin een uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeiend vergoedingsrecht jegens de man heeft.

Tip

Uit deze uitspraak van de Hoge Raad blijkt maar weer hoe belangrijk het is om afspraken schriftelijk vast te leggen tussen samenwoners.

Deel dit artikel


Wil jij op de hoogte worden gehouden met interessante updates waar je echt iets aan hebt?
Schrijf je dan hier in.




Alle Nieuws